Pang, met een knal van zijn zweep heerst de dompteur in de circusarena. Zo’n lichte arm- en polsbeweging en toch zo’n knal. Hoe kan dat? Knal, de voetbal slaat tegen het net of de volleybal slaat tegen de grond. Hoe komt het toch dat slanke mannetjes, die echt geen spierkolossen zijn, zo verwoestend hard kunnen trappen of smashen? Richard Schuil van het gouden volleybalteam, magere vent, kon verwoestend hard smashen. Kennelijk is kracht alleen niet beslissend.
Iedereen die heeft leren tennissen heeft dat wel aan den lijve ervaren. In het begin wil je extra goed je best doen. Je zet dan, met kramp op je kaken, je kracht in. Fout! Je raakt de bal niet lekker omdat je meestal te vroeg of te laat, dus niet op het juiste moment, of niet op de juiste plek de bal raakt. Kijk maar eens naar het gezicht van Federer als hij de bal slaat. Zo ontspannen, het lijkt zo makkelijk. Dat komt door zijn geweldige techniek en omdat hij de baas is over de tijd. Hij heeft de tijd. Daarom hoeft hij zich niet vaak te forceren.
In een eerder stukje heb ik aangegeven dat ik in mijn opleiding bij de vooropzet in het ringzwaaien mijn kracht, ook met kramp op de kaken, veel te vroeg in zette. Aan den lijve voelde ik de totale mislukking. Pas toen ik het ritme van de beweging respecteerde vloog ik omhoog tot steun. Forceren is overcompenseren met kracht zonder timing: is domme kracht.
Daphne Schippers werd in 2015 wereldkampioen op de 200 meter met een fantastisch gelopen race. Haar start was toen niet al te best maar vooral haar vermogen om op de laatste 100 meter weg te lopen van haar tegenstander was indrukwekkend . Prachtig ook om te zien. Zo veel souplesse. Net als Federer zo ontspannen. Maar het moest nog beter en Daphne ging trainen bij een Amerikaanse coach. Die legde het accent op krachtversterking. Maar het gevolg van krachttraining is ook dat spieren zwaarder worden. Goed voor de start maar slecht voor het beenritme en paslengte want zwaardere benen zorgen voor traagheid. De Daphne van 2015 hebben we sindsdien jammer genoeg niet meer gezien.
Slimme krachttraining is dus geboden. Daarbij moet vooral naar de atleet worden gekeken. Hoe zit zijn of haar bewegingsapparaat in elkaar? Welke functionele eisen worden aan de atleet gesteld? Wat is zijn blessureverleden, etc?
Ook een biomechanische analyse van de harde wreeftrap laat trouwens zien dat kracht niet het belangrijkste middel is om snelheid aan de bal te geven. Op de eerste plaats komen goede beweeglijkheid rond het heupgewricht en een juiste coördinatie van de achtereenvolgende bewegingen. Trappen is namelijk niet iets dat je alleen met je kniegewricht doet. De heupen, het bekken, de wervelkolom en zelfs je armen werken mee. Er is als het ware een zweepslag van heel het lijf noodzakelijk om de bal de gewenste snelheid te geven. Alles moet daarom goed op elkaar zijn afgestemd. Het gaat daarbij vooral om de coördinatie van de beweging en om ritme.
Eindeloos oefenen, slijpen aan de techniek zorgt er vervolgens voor dat er economie in de beweging komt waardoor je met minder kracht en dus minder energieverlies hetzelfde effect kunt bereiken. De belangrijkste les is daarom: kracht, die de tijd, het juiste moment en de mogelijkheden van het lijf niet respecteert, is domme kracht.