In 1988 maakte Frits Barends de prachtige documentaire ”Schijnbewegingen”. Johan Cruijff ( destijds trainer van Ajax) en Rudi van Dantzig (artistiek leider van het Nationaal Ballet) kwamen met elkaar in gesprek over raakpunten tussen voetbal en ballet.
Door beiden werd de noodzaak van eindeloos oefenen aan techniek beklemtoond om schoonheid te genereren. De bewegingsillustraties werden verzorgd door hun solisten Marco van Basten en Clint Farha.
I0 jaar later was de eerder beschreven onvergetelijke actie van Bergkamp bij het WK van 98. Een prachtig voorbeeld van de overeenkomst tussen dans en voetbal. Zijn loopbeweging, zijn aanname van de bal en het scorende vervolg was puur ballet. Een prachtige choreografie van ritme en ruimte.
In de Wikipedia wordt kunst gedefinieerd als een product van creatieve menselijke uitingen. Zo bezien is voetbal kunst. Geen beeldende maar bewegende kunst. Op de tribunes en voor de TV kijken we naar een totaalvoorstelling. Voetbalacties laten ballet, theater en drama zien. Die kunstproducties zijn tegenwoordig niet meer vluchtig. Ze kunnen op de TV vertraagd worden weergegeven en in de bibliotheek van Youtube worden opgezocht.
De schoonheid van balletbewegingen zien we bij het ontwijken van tackles bij het maken van schijnbewegingen, kopacties en reddingen van doelmannen. Het drama voltrekt zich na rode kaarten. Drama’s ook na ruzies in het veld. Denk aan de kopstoot van Zidane. Dramatisch is ook de foute beslissing van de scheidsrechter die jammerlijk de voordeelregel niet heeft toegepast en daarmee een doelpunt ontneemt aan de getroffen partij.
Een voetbalwedstrijd is een theatervoorstelling waar spelers, scheidsrechters en coaches de acteurs zijn. Spelers die als stervende zwanen kermend neerzijgen of fopduiken maken. Coaches die voor het publiek duidelijk zichtbaar hun onvermogen uiten of trachten de scheidsrechter te beïnvloeden.
Het publiek is tegelijk toeschouwer én actief onderdeel van dit totaaltheater. Het doet mee, het doet clubsjaals om, hangt zelfgemaakte spandoeken op en reageert fanatiek op gebeurtenissen in het veld. Daarmee beïnvloedt het diezelfde gebeurtenissen op een manier die niet in het script te vinden is.
Bij voetbal is er trouwens ( anders dan bij ballet ) sowieso geen script te vinden. Natuurlijk is er een regisseur, een spelidee en zijn er afspraken maar het moment dicteert. Het is net als bij het wordingsproces van de schilderijen van Karel Appel. Die worden niet eerst voorzichtig met zwarte lijntjes opgezet maar ontstaan als een puur creatieve actie. De witte ruimte van het canvas vraagt om invulling met emotie en kleur. Ook Appel zal vaak verrast zijn geweest door het resultaat van zijn acties.
Het sleutelwoord van kunst is creativiteit die gebaat is bij ruimte om in te gaan op de mogelijkheden van het moment. Daarvoor is vrijheid in het hoofd noodzakelijk. Vijanden van die vrijheid zijn keurslijf en controle. Woorden die de angst voor vrijheid weergeven. Net als in de gewone maatschappij zien we bij voetbal jammer genoeg steeds meer risicomijdend gedrag. Angst regeert te vaak en daardoor ontstaat een teveel aan spanning die de vrijheid remt. Je hoort tegenwoordig steeds meer trainers zeggen dat ze blij zijn met nul tegendoelpunten, een “clean sheet “.
Gevolg: cirkelverdedigingen voor de goal, controleurs op het middenveld en schoppen tegen creatievelingen. Geef mij maar een eindstand 5-4; dat is veel aantrekkelijker dan 0-0.
Een “clean sheet” is een saai wit laken. Het is het witte canvas dat voor Karel Appel pas kunst werd door zijn kleur en emotie. Hij viel zijn witte doek als het ware aan met zijn verf. Wil voetbal kunst worden dan is er maar één motto: Aanvalluh!!!
Oefening baart kunst
Applaus klatert vaak van de tribunes na kunstukjes van Federer, Messi en Mo Salah. Hoe komt het dat hun schitterende acties vaak zo moeiteloos ogen? Het antwoord is vooral: ze hebben meer tijd, Natuurlijk zien ze het spel ook beter en weten ze dus sneller waar ruimtes liggen en welke acties mogelijk zijn. Maar het belangrijkst is toch wel hun techniek en bewegingscoördinatie die hen in staat stellen om sneller en foutlozer te reageren.
Het ontwikkelen van techniek om dingen eenvoudiger en sneller te doen is natuurlijk zo oud als de mensheid. Het begon met de vuistbijl later gevolgd door de vondst van het wiel. Pas in de 19e eeuw kwam er met de opkomst van de natuurwetenschappen een grote versnelling die tot vandaag de dag voort duurt.
Ook bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het voetbal is het belang van een goede techniek gegroeid. Het spel is veel sneller geworden waardoor eisen die aan het controleren van de bal worden gesteld ook zijn toegenomen. We kunnen de ontwikkeling als een Pyramide weergeven:
creativiteit
mentale ontwikkeling
tactische ontwikkeling
conditionele ontwikkeling
ontwikkeling van techniek en coördinatie
Techniek en coördinatie kunnen we dus zien als basis voor de spelontwikkeling die al in de vroege jeugd moet worden aangeleerd. Kinderen van 6-9 leren ingewikkelde motorische vaardigheden het snelst.
Bovenop die basis van een goede techniek komen vervolgens conditie en later de tactiek in het samenspel met anderen. Allemaal eigenschappen en vaardigheden die je kunt trainen. Dat geldt minder voor de top van de piramide, de creativiteit. Die is niet direct te trainen maar wordt natuurlijk wel gevoed door de basis eronder. Een goede techniek biedt een speler bijvoorbeeld meerdere mogelijkheden om ballen aan te nemen, te dribbelen, af te spelen of te scoren. Een goede techniek maakt dat de ogen van voetballers minder aan de bal hoeven te kleven. Daardoor zijn ze vrijer in het hoofd ontstaat er ruimte voor creativiteit. Een goede mentale en fysieke conditie leidt vervolgens tot minder vermoeidheid. Dat is plezierig want vermoeide mensen zijn ook meestal minder creatief. Tactisch inzicht tenslotte, maakt meer creatieve oplossingen in het samenspel met anderen mogelijk. Creativiteit wordt dus gevoed door alle onderliggende lagen van de Pyramide.
Samenvattend kunnen we dus stellen dat vooral voor de jeugd de aandacht voor technische ontwikkeling van spelers dus essentieel is. Goede techniek wint tijd en daarmee ruimte.
We zouden daarom voor de sport ( en trouwens niet alleen voor sport ) een wet van behoud van tijd kunnen postuleren. Geïnvesteerde tijd leidt tot terugverdiende tijd. De tijd die namelijk wordt besteed aan het oefenen en inslijpen van technische vaardigheden wordt later terug verdiend als tijdwinst bij acties in de wedstrijd.
We zien die ontwikkeling al heel duidelijk bij peuters: eerst moeizaam kubussen stapelen en een poosje later: tok- tok- tok, klaar en vervolgens een big smile. Goede techniek wint niet alleen tijd maar leidt vooral ook tot meer spelplezier. En spelplezier is weer de motor om verder aan de speltechniek te slijpen.
Met die perfecte speltechniek kunnen voetbalacties inderdaad kunststukjes worden. De oude Grieken zagen dat verband al vroeg. Hun woord voor kunst is namelijk Technè waar ons woord techniek van is afgeleid.
Liever geen balletje breed
Restaurants met Michelin sterren staan meestal garant voor goede kwaliteit. Maar de sterren worden toch meestal gegeven voor de onverwachte combinaties en verrassingen waarmee zij onze smaakpapillen proberen te betoveren.
Hoe zit het met de ingrediënten voor een smakelijke voetbalmaaltijd?
Gelijkwaardige teams zorgen voor het onderhouden en beleven van spanning bij de toeschouwer. Dat geldt trouwens ook voor de spelers zelf. Een rode kaart in het begin van de wedstrijd is meestal de dood in de pot. Zo betoogde de historicus Johan Huizinga al in zijn “ Homo Ludens” ( spelende mens, 1938) al dat een spel in elkaar stort als de gelijkwaardigheid wordt verbroken.
Technische vaardigheden van spelers zijn ook belangrijke krenten in de pap.
Buitengewone balaannames, onnavolgbare dribbels, perfect positiespel en fraaie reddingen van keepers bevredigen ons gevoel van schoonheid. Ook van tactische vondsten om de tegenstander te lijf te gaan kunnen we genieten.
Maar het liefst worden wij ook als voetballiefhebbers toch wel getrakteerd op verrassingen. Voetballers die onverwacht mooie acties maken die de tegenstander en ons als toeschouwers verrassen dragen bij aan ons genot.
We moeten wel even onderscheid maken tussen onbedoelde en bedoelde verrassing. Toeval is onbedoelde verrassing. We denken dan bijvoorbeeld aan een bal die van richting verandert, klutsballen en afvallende ballen die plotseling voor de voeten van aanvallers belanden. Toeval speelt in voetbal vaak een veel grotere rol dan spelers en trainers willen toegeven.
Het meest echter raken wij in vervoering van de bedoelde verrassing. Een mooie schijnbeweging of bewust een stiftje of boogbal over de keeperspelen. Cruijff was daar een meester in. Verrassen en risico nemen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het gaat om diep denken om durf, creativiteit en avontuur met het risico op mislukking. Een aanvaller die bewust een overstapje maakt kan daarmee een tegenstander verrassen en een medespeler vrij voor de goal zetten. Hij loopt daarbij echter ook het risico op balverlies en op een tegenaanval. Een balletje breed geeft minder risico dan een dieptepass of een steekpass. Bij die diepte- en steekpasses luistert het moment van spelen en de zuiverheid heel nauw. Aanvallers zijn meer dan verdedigers bereid om risico te nemen want de gevolgen van hun mislukking kunnen beter worden gerepareerd. We zien in het voetbal vaak veel angst voor mislukking. Faalangst is de vijand van creativiteit. Harry Mulisch illustreerde dit met een mooie paradox: “slagen doe je door te mislukken”.
Fouten maken moet! Dus liever geen balletje breed op ons bord. Dat is slappe hap. De risicovolle dieptepass, de steekbal en de overstap brengen ons daarentegen op de banken en smaken naar meer.
Trainers moeten zich naar onze smaak wat meer spiegelen aan top koks. Ze moeten spelers wat meer ruimte geven voor durf, onverwachte combinaties en creativiteit. Die zijn namelijk voor het voetbalmenu dat ons wordt voorgeschoteld het zout in de pap.
Hier en nu
Topspelers stralen in de wedstrijd zelfbewustzijn uit. Het is net of ze willen zeggen: hier ben of loop ik en nu wil ik de bal hebben. En de bal wordt dan ook vaak bij ze in geleverd.
In het hier en nu zijn ruimte en tijd gekrompen tot deze plek en dit moment. De speler die in balbezit is of net de bal aanneemt is bezig met ingewikkelde motorische handelingen die de volle aandacht van zijn zintuigen en zijn bewegingen. In de hier- en- nu-actie is dan nauwelijks plaats voor het verstand. Het brein komt in tijdnood en wordt overbelast. Acties komen dan voornamelijk tot stand op basis van technische bagage en andere informatie die al in zijn lijf ligt opgeslagen.
Als het handelen een eenvoudiger motorische actie is en als er meer tijd is dan worden acties en beslissingen meer door het verstand geleid
Als er weinig tijd en ruimte is, wordt de richting van zijn acties vooral bepaald door zijn creativiteit, gevoel en vroegere ervaringen..
Want vóór dit moment ligt wat voorbij is, dus wat wás. Dat kan zijn wat er zojuist in de wedstrijd is gebeurd maar het kunnen ook ervaringen uit een verder verleden zijn. Denk bijvoorbeeld maar aan trainingservaringen en tactische besprekingen met de trainer. Al die door continu oefenen neergeslagen leerervaringen bepalen dus mede de mogelijke keuzes in het nu.
Maar in het hier en nu is niet alleen het verleden aanwezig. Er wordt ook al gepreludeerd op de toekomst. Er wordt vooruit gekeken. Wat kan er straks gebeuren? Wat kan, wijst de speler dus de weg naar een kans.
Het mooie is dat een kans niet alleen voorvoeld kan worden door een individuele speler maar ook door duo’s. Beide spelers moeten dan op het juiste moment die kans zien.
Het eerder genoemde moment van de lange bal van de Boer naar Bergkamp die naar de ruimte op rechts snelde, was zo’n moment. Spelers moeten elkaar dus goed verstaan. Bergkamp en Jonk voelden elkaar ook blindelings aan. Onlangs zagen we een soortgelijke actie waarvan je zit te stuiteren in een wedstrijd van Barcelona tegen Mallorca. Frenkie de Jong slalomt door de verdediging van Mallorca en geeft Suarez de kans om met een ongelofelijke hakbal te scoren. (www.youtube.com/watch?v=j3FndIlWByk )
Spelers moeten in het nu als het ware voelen waar ruimte gaat ontstaan, waar medespelers straks aanspeelbaar zijn en waar de tegenstander straks kwetsbaar is. Het is duidelijk dat anticiperen op de toekomst bouwt op een superieur waarnemingsvermogen. Dat stelt een speler in staat om terwijl hij in actie is toch een groot deel van het speelveld te overzien. Daardoor kan hij op het juiste moment een kans pakken.
De krimp van ruimte en tijd heeft op de topsporter minder effect dan op gewone stervelingen. Kijk bijvoorbeeld ook naar het ontspannen gezicht van Federer als hij de ballen slaat. Hij staat duidelijk boven wat hij aan het doen is. Vrij in zijn hoofd dus vrij in zijn slag. Hij weet wat er gebeurd is, wat er gebeurt en wat er gebeuren moet. Daardoor heeft hij een voorsprong op zijn tegenstander.
Amateurs lopen vaak achter de feiten aan omdat ze niet zo goed kunnen anticiperen. Daardoor worden ze vaak verrast door de gebeurtenissen. Toppers zijn meester in het benutten van het moment. Dat komt omdat ze zijn heel goed bij de tijd zijn.
Domme kracht
Pang, met een knal van zijn zweep heerst de dompteur in de circusarena. Zo’n lichte arm- en polsbeweging en toch zo’n knal. Hoe kan dat? Knal, de voetbal slaat tegen het net of de volleybal slaat tegen de grond. Hoe komt het toch dat slanke mannetjes, die echt geen spierkolossen zijn, zo verwoestend hard kunnen trappen of smashen? Richard Schuil van het gouden volleybalteam, magere vent, kon verwoestend hard smashen. Kennelijk is kracht alleen niet beslissend.
Iedereen die heeft leren tennissen heeft dat wel aan den lijve ervaren. In het begin wil je extra goed je best doen. Je zet dan, met kramp op je kaken, je kracht in. Fout! Je raakt de bal niet lekker omdat je meestal te vroeg of te laat, dus niet op het juiste moment, of niet op de juiste plek de bal raakt. Kijk maar eens naar het gezicht van Federer als hij de bal slaat. Zo ontspannen, het lijkt zo makkelijk. Dat komt door zijn geweldige techniek en omdat hij de baas is over de tijd. Hij heeft de tijd. Daarom hoeft hij zich niet vaak te forceren.
In een eerder stukje heb ik aangegeven dat ik in mijn opleiding bij de vooropzet in het ringzwaaien mijn kracht, ook met kramp op de kaken, veel te vroeg in zette. Aan den lijve voelde ik de totale mislukking. Pas toen ik het ritme van de beweging respecteerde vloog ik omhoog tot steun. Forceren is overcompenseren met kracht zonder timing: is domme kracht.
Daphne Schippers werd in 2015 wereldkampioen op de 200 meter met een fantastisch gelopen race. Haar start was toen niet al te best maar vooral haar vermogen om op de laatste 100 meter weg te lopen van haar tegenstander was indrukwekkend . Prachtig ook om te zien. Zo veel souplesse. Net als Federer zo ontspannen. Maar het moest nog beter en Daphne ging trainen bij een Amerikaanse coach. Die legde het accent op krachtversterking. Maar het gevolg van krachttraining is ook dat spieren zwaarder worden. Goed voor de start maar slecht voor het beenritme en paslengte want zwaardere benen zorgen voor traagheid. De Daphne van 2015 hebben we sindsdien jammer genoeg niet meer gezien.
Slimme krachttraining is dus geboden. Daarbij moet vooral naar de atleet worden gekeken. Hoe zit zijn of haar bewegingsapparaat in elkaar? Welke functionele eisen worden aan de atleet gesteld? Wat is zijn blessureverleden, etc?
Ook een biomechanische analyse van de harde wreeftrap laat trouwens zien dat kracht niet het belangrijkste middel is om snelheid aan de bal te geven. Op de eerste plaats komen goede beweeglijkheid rond het heupgewricht en een juiste coördinatie van de achtereenvolgende bewegingen. Trappen is namelijk niet iets dat je alleen met je kniegewricht doet. De heupen, het bekken, de wervelkolom en zelfs je armen werken mee. Er is als het ware een zweepslag van heel het lijf noodzakelijk om de bal de gewenste snelheid te geven. Alles moet daarom goed op elkaar zijn afgestemd. Het gaat daarbij vooral om de coördinatie van de beweging en om ritme.
Eindeloos oefenen, slijpen aan de techniek zorgt er vervolgens voor dat er economie in de beweging komt waardoor je met minder kracht en dus minder energieverlies hetzelfde effect kunt bereiken. De belangrijkste les is daarom: kracht, die de tijd, het juiste moment en de mogelijkheden van het lijf niet respecteert, is domme kracht.
De tijd dringt
Weet U nog hoe U zich voelde aan het slot van de WK-finale Nederland-Spanje in 2010? Die gorgelende spanning in de tweede verlenging nadat Heitinga was weg gestuurd. Als we de penaltyserie maar haalden. Tijd die destijds voorbij leek te kruipen. Na de 0-1 sloeg dat ineens om en toen vloog de tijd weer
Dat was niet de tijd zoals Einstein die zag. Tijd was volgens hem “ wat gemeten wordt door een klok”. Het verstand, de ratio, verdeelt hier de tijd, die continu doorloopt, in kleine objectief gelijke stukjes.
De Franse filosoof Bergson was één van de eersten die aandacht vroeg voor de beleefde tijd, de gekleurde of ook wel subjectieve tijd die juist niet continu is. Niet toevallig ontwikkelde hij zijn visie in het begin van de twintigste eeuw. Het was een reactie op de glorieuze dominantie van de natuurwetenschappen in de eeuw daarvoor. Ook in de psychologie kwam er aandacht voor de beleving van het individu en de manier hoe hij de werkelijkheid ervaart. Freud en Jung benaderden de mens niet als object maar zagen hem als subject dat niet los kan worden gezien van zijn wereld. Gelijktijdig werd in de schilderkunst en ook in de muziek het impressionisme als persoonlijke ervaring van de wereld belangrijk.
Vertaald naar voetbal betekent de persoonlijke beleving van tijd dat er in plaats van 2x 45 egale klokminuten er nu aandacht is voor twee speelhelften met een kolkend verloop van tijd. Iets wat zowel spelers als toeschouwers ervaren. Overigens kleuren die toeschouwers zelf ook de ruimte en daarmee dus de tijd.
Het voetbalveld kan, als je uitspelende ploeg bent, een behoorlijk bedreigende ruimte worden. Gebeurtenissen in het veld veranderen steeds de beleving. Neem bijvoorbeeld de stand in de wedstrijd. De ploeg die achter staat krijgt iets gehaast want de tijd gaat dringen. Zeker aan het eind van de wedstrijd. Maar haastige spoed…
De ploeg die voorstaat, probeert daarentegen de tijd te rekken. Dat betekent echter niet dat de resterende tijdsperiode langer wordt. Tijd rekken betekent dat de tijd waarin er niets gebeurt langer wordt. Ballen worden uitgetrapt, er wordt getreuzeld bij het in het spel brengen van de bal en ga zo maar door. Tijd rekken is tijd stelen van de tegenstander. Op diefstal staat straf. Doodzonde dat de scheidsrechters in dit geval te weinig middelen hebben. De voetbalwetten waar scheidsrechters aan moeten toetsen zijn namelijk niet met de tijd mee gegaan. Het invoeren van zuivere speeltijd is voor de lakse voetbalorganisaties bijvoorbeeld voorlopig nog onbespreekbaar. De hockeyspelregels zijn veel beter geëvolueerd. Daar is er zuivere speeltijd en krijg je meteen een groene kaart als je bij een vrije slag niet meteen afstand houdt.
De tijdsbeleving in een wedstrijd verandert ook enorm als een speler uit het veld wordt gestuurd. De spanning bij zijn medespelers loopt dan op, “ O jee, zolang nog met 10 man” denken ze. Het adrenalineniveau schiet daarop omhoog. Adrenaline is het jagershormoon en dus is het niet vreemd dat spelers vanaf dat moment jagen op de tijd van de tegenpartij. De beleving van de tegenstanders is compleet anders. Gemakzucht ligt dan op de loer en vaak zien we dat een man meer niet direct tot een positief resultaat leidt.
“Scheids, hoe lang nog” is in de laatste minuten van de wedstrijd een door spelers veel gestelde vraag. Maar ook toeschouwers beleven de tijd soms intens. De spanning loopt dan vaak op. Zeker als de stand gelijk is of als er één doelpunt verschil is. Kortom: minuten kunnen dan wel uren lijken. Dat gebeurt overigens zeker als de tegenstander een Duitse ploeg is.
Over spanning
Een beetje spanning of druk is prettig en nodig voor een goede prestatie want het zorgt voor concentratie en focus. We zoeken vaak spanning in het leven. Ook hebben we bij het woord “spannend” meestal een goed gevoel want je weet dan immers dat je leeft. Spanning hoort dus bij het leven.
Maar het wordt anders als het gaat om gevaar. Dan is alertheid geboden en daarvoor hebben wij een ingebouwd overlevingssysteem dat zo oud is als de mens.
Je lijf maar ook je geest wordt klaar gemaakt voor een vecht- of vluchtreactie. Stresshormonen (bv. adrenaline) komen vrij en zorgen voor een verhoogde hartslag en een diepere ademhaling. Dus gaat er meer zuurstof naar je spieren en hersenen. Maar ook voor brandstof wordt gezorgd. Omdat hormonen elkaar beïnvloeden worden de bijnieren aangezet tot het maken van cortisol. Dat hormoon zorgt er namelijk voor dat de suikerspiegel van het bloed omhoog gaat.
De dagen dat mannen op jacht gingen en moesten uitkijken voor leeuwen en tijgers liggen achter ons maar er zijn nu andere stressfactoren:
– angst voor je baan
– angst dat je het werk niet afkrijgt
– angst dat het werk voor jou te hoog gegrepen is
– angst voor financiële malaise
– angst voor het instorten van je relatie
– angst om een zaal van 300 man toe te spreken of op een toneel te staan
– angst om te falen bij het nemen van een strafschop
De reactie op al die stressfactoren is echter nog steeds hetzelfde. Hartslag omhoog, dieper ademhalen en zweten. Te veel spanning mag niet te lang duren want dan ontstaat er overspanning en het gevaar van jezelf afbranden: een burn-out kan dan ontstaan.
Topsport vraagt ook om een juist spanningsniveau. Te hoog is niet goed, te laag ook niet. Voetballers die te veel bezig zijn met andere zaken dan voetbal zoals bijvoorbeeld hun relatie, sponsoractiviteiten en het opzoeken van de schijnwereld van de media missen vaak de juiste spanning. Daarentegen hebben voetballers die een hoog verwachtingsniveau moeten waarmaken omdat ze voor veel geld gehaald zijn vaak last van een te hoog spanningsniveau. Misschien is dat wel één van de oorzaken dat zoveel binnen gehaalde toppers bij Ajax met zijn kritische publiek hun belofte niet konden waarmaken.
Andere factoren die de spanning hoog kunnen laten oplopen zijn: het belang van de wedstrijd, een slepende blessure of een treiterende tegenstander. Denk bijvoorbeeld aan Zidane die zich in de WK-finale door zijn treiterende tegenstander uit de wedstrijd liet spelen om daarna zelfs uit frustratie een kopstoot uit te delen.
De spanning kan in sommige sporten hoog oplopen. We spraken al over de strafschop die zeker als hij beslissend voor de uitslag is de hormonen door je lijf laat gieren. Hartkloppingen, droge mond en wijd open pupillen. Bij Tennis en Hockey kennen we soortgelijke taferelen bij de tie-break en de shoot-out.
Stress laat zien dat lichaam en geest één zijn. Onze taal maakt dat ook duidelijk. Denk maar aan knikkende knieën, rode kaken en het hart in de keel.
Geestelijke spanning kan op de spieren slaan en zo coördinatieproblemen veroorzaken. Omgekeerd kan juist een goede warming-up een dergelijke spanning in het lijf laten wegvloeien. Omgaan met spanning kan worden getraind in de richting van een goede balans.
Het publiek op de tribune wil graag mooie acties zien maar houdt ook van balans. Want twee ploegen die tegen elkaar zijn opgewassen zorgen voor een aangenaam spannende wedstrijd.
Voetballers zijn druktemakers
Druk zetten op de tegenstander komen we bij veel sporten tegen. Bij basketbal zet men de man-to-man verdediging in om de druk op te voeren. Bij Volleybal vragen de coaches servicedruk om de opbouw van de tegenpartij te dwarsbomen. Tennissers voeren de druk op door balsnelheid te verhogen en de bal tegen de lijnen te spelen. Ook bij voetbal horen we de term “druk zetten” te pas en te onpas en spreekt men van pressievoetbal. Daarom is het interessant om er wat dieper op in te gaan..
In de natuurkunde wordt druk omschreven als pressie, een kracht die over een oppervlakte wordt uitgeoefend. Zo oefent een sprinter kracht uit op het startblok door het naar achteren te drukken. Van druk is ook sprake in een volume gas. Volgens de wet van Boyle is het product van druk en volume constant bij constante temperatuur ( pV= constant). De druk stijgt dus als het volume kleiner wordt en daalt als het volume groter wordt. Ruimte en druk zijn dus aan elkaar gekoppeld.
In het voetbalveld zien we ook hoge- en lagedrukgebieden ontstaan. Een beetje afhankelijk van de plaats waar de bal is of gaat komen. In het pupillenvoetbal kunnen we goed zien dat de bal als een magneet werkt. Alle voetballertjes willen hem graag hebben en er ontstaat dan “drukte” rond de bal. We noemen dat kluitjesvoetbal.
Maar ook bij topvoetbal zijn er vaak momenten van enorme drukte. Denk bijvoorbeeld aan de situatie bij een corner. Veel spelers in het strafschopgebied. Bij dierproeven is aangetoond dat als je veel dieren in een kleine ruimte stopt, dit vaak leidt tot agressief gedrag. Voor mensen geldt dat ook. Bij een hoekschop zijn er niet alleen veel spelers in een klein gebied maar ook nog eens twee ploegen met een tegengesteld belang. Een zelfde situatie zien we ook bij Basketbal. Daar is de druk in het gebied onder de basket vaak enorm omdat beide ploegen de rebound ( de afvallende bal ) willen afvangen. In Amerika spreekt men dan vaak over “a war in the ´paint” ( dit is het geverfde gebied onder de basket). Bij handbal zien we bij de cirkel soortgelijke taferelen.
Overigens zien we bij voetbal in het strafschopgebied vaak iets dergelijks. Duwen en trekken om in de juiste positie te komen. Alle reden dus om het strafschopgebied als hogedrukgebied te kwalificeren. Druk opvoeren hoort bij spelen met tegenstanders. Het geldt bijvoorbeeld ook voor schakers.
Een verdediging die aansluit richting middellijn voert de druk op. Aanvallers die na balverlies vroeg storen voeren de druk op om onderscheppingen en onzuivere passes uit te lokken.
Het is echter belangrijk om vast te stellen dat druk zetten zonder stevige basis een moeilijke zaak is. Een sprintstart zonder startblok leidt tot uitglijden. Iets voortduwen op een ijsvloer wil ook niet echt lukken. Je moet je ergens tegen af kunnen zetten.
De les voor voetbal is dan ook dat druk zetten op de tegenstander het beste lukt als je het met zijn allen doet vanuit een vaste basis, een compacte opstelling waarin de posities achter de drukgevers goed bezet zijn. Per slot van rekening kan onze harmonicaspeler ook alleen maar drukken en trekken omdat die armen vast zitten aan een stabiele romp.
Voetbal als harmonicaspel
Als de harmonicaspeler zijn armen niet beweegt dan kan hij geen muziek maken. Bewegen maakt leven. Hij maakt muziek door de ruimte van zijn trekzak ritmisch te vergroten en te verkleinen. Daardoor gaat de lucht stromen, gaan de tongen trillen en ontstaat geluid.
Een zanger doet eigenlijk hetzelfde. Door het beurtelings vergroten en verkleinen van zijn borstkas kan hij of zij lucht langs zijn stembanden blazen en deze in trilling brengen. Het is fijn als de luisteraar daardoor ook weer in trilling komt als de zang hem ontroert. Ademen om adem te benemen.
Spanning en ontspanning zijn kenmerken van het leven. Ons hart is ook een trekzak, pompt bloed weg en zuigt bloed aan. Ook onze spieren doen hier aan mee. Bij het spannen van de spier wordt het bloed uit de spier weg gedrukt terug naar het hart terwijl bij ontspanning weer vers zuurstofrijk bloed wordt aangezogen.
Goed voetbal moet ook ademen om adembenemend te worden. Het spel golft dan heen en weer en zoekt in de aanval de ruimte waar het in de verdediging juist de ruimtes klein wil houden. Het is belangrijk om vast te stellen dat het, net als bij de harmonicaspeler, niet alleen om druk gaat maar juist ook om onderdruk.
Een ploeg die zich terug laat zakken maakt ruimte voor een tegenaanval. Ruimte is namelijk een genot voor de aanvaller die acties wil maken terwijl verdedigers er allergisch voor zijn. Zij willen de ruimte het liefst zo klein mogelijk maken. Dat komt vooral tot uiting bij het dekken van spitsen. Het is dat het tegen de spelregels indruist maar het liefst zouden verdedigers hun man vasthouden. Overigens doen ze dat ook vaak want dan is de ruimte 0,0 en zijn verrassingen uitgesloten.
Aanvallers proberen voortdurend ruimte te creëren. Dat kan door snel aanbieden richting balbezitter, dus weg van de verdediger; maar het kan ook door naar de zijkant te sprinten of diep te gaan. Spitsen die graag een actie maken, hebben ruimte nodig. Zij zijn allergisch voor medespelers die hun ruimte dichtlopen. Die moeten dus ( liefst met een tegenstander) weglopen om niet in de weg te lopen.
De muziek die uit de trekzak van voetbalploegen komt is vaak cultureel bepaald. Zo proberen Ajax en Barcelona meestal ruimte te maken door fijnzinnig positiespel. Hun composities doen dan bijvoorbeeld denken aan Bach en Mozart. Engelse en Schotse ploegen kiezen vaker voor de lange bal ( neerbuigend soms als hotseknotsvoetbal omschreven). Daarmee wordt snel ruimte gecreëerd en ontstaan er meer verrassende, spectaculaire situaties. Hier horen we bijvoorbeeld meer Elgar Strauss en Berlioz.
Toeschouwers willen maar één ding: de harmonicaspelers op het veld moeten hen in trilling, in vervoering brengen. Dat nodigt namelijk uit tot dansen op de tribune.
Vertrouwde ruimte
Dat ruimte vooral een beleefde ruimte is die ons gedrag mede bepaalt, ervaren we in het dagelijkse leven. Kijk in een restaurant of wachtkamer maar eens waar mensen gaan zitten. Zitplaatsen met rugdekking genieten de voorkeur. We willen graag zien wie er binnen komt. Kennelijk willen we graag overzicht houden en vermijden we plekken waar we niet kunnen zien wat er achter ons gebeurt. Behalve een veilig gevoel speelt overigens ook nieuwsgierigheid hier een rol.
Kijk naar kleuters die je in een groot gymnastieklokaal laat spelen. Ze zoeken de hoeken en de zijkant op want ze verdrinken in de grote ruimte. Alleen kleine avonturiers doorkruisen de ruimte.
Voetbal is meer een sport voor avonturiers dan bijvoorbeeld turnen of zwemmen. De ruimte waar voetballers zich in bewegen is groter en onvoorspelbaarder dan turnzaal of zwembad. Maar ook voetballers hebben behoefte aan vertrouwen. Ook van hun trainer.
Vertrouwen maakt dat mensen zich meer op hun gemak voelen en is daarmee een voorwaarde voor goed presteren.
Voetballers spelen de helft van de competitie in een vertrouwde ruimte: het thuisvoordeel. Spelen op eigen veld met rondom vooral eigen publiek. Met een gras- of kunstgrasveld waarvan de eigenschappen vertrouwd zijn. Spelers van Ajax waren een aantal jaren geleden beter ingesteld op de glijbaankwaliteit van de grasmat van de Arena in Amsterdam dan de tegenstander. Spelers van Heracles zijn nu duidelijk in het voordeel op de voor hen vertrouwde kunstgrasmat.
Aanvallers zijn vaker avonturiers. Zij proberen hun tegenstanders op onbekend terrein te krijgen en maken de ruimtes het liefst groot en veranderlijk. Een voetballer als Robben heeft als avonturier graag de ruimte om een actie te maken. Medespelers moet daarom zijn ruimte vooral niet dichtlopen. Verdedigers proberen juist het omgekeerde. Zij maken de speelruimtes het liefst klein en vertrouwd door snel in te zakken. Verdedigers kunnen door hun posities de ruimte vaak beter overzien. De doelverdediger ziet zelfs al zijn medespelers en tegenstanders. De ruimte is vóór hem. Lijnkeepers willen dat vaak graag zo houden.
Aanvallers hebben vaak ruimte vóór en in de rug. Dat vereist dus een heel andere waarneming. Zij moeten zich steeds weer in de ruimte oriënteren. Ze moeten weten waar de tegenstanders en medespelers zijn en ze moeten de bal in de gaten houden
Het is grappig om te zien dat al bij jonge kinderen er tijdens de gymnastiekles al grote verschillen aanwezig zijn. Speltypes hebben bijvoorbeeld wat leniger nekjes dan turntypes. Overigens is daar op jonge leeftijd nog veel aan te doen.
Vertrouwen is een voorwaarde voor plezier in bewegen. Plezier in bewegen leidt meestal tot meer bewegen. Iets dat meer dan ooit noodzakelijk is in een wereld waar kinderen steeds dikker worden omdat alleen hun handen actief zijn achter de spelcomputer of de smartphone. Daarom is het noodzakelijk dat er meer bewegingsonderwijs op de basisschool wordt verzorgd door vakleerkrachten.